donderdag 7 mei 2015

Waarnemen met kennis hoe militairen functioneren

In de ruimte van de Opstandingskerk waar al anderhalve week detentoonstelling “Stad op een berg” over Palestijnse christenen hangt, organiseerde de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem vanavond een bijeenkomst over kerkelijke presentie in Palestina met ds. Henk Fonteyn, voormalig legerpredikant en vorig jaar rond deze tijd internationaal waarnemer in Palestina in het kader van het Ecumenical Accompaniment Program Palestine and Israël van de Wereldraad van Kerken.


Ter inleiding leest Margreet Stroo, voorzitter van de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem, het verhaal voor van Sylvana Giacaman. Haar verhaal is één van de verhalen van Palestijnse christenen die in de tentoonstelling worden verbeeld en toevallig ook de gastvrouw waar Margreetin Bethlehem overnachtte bij haar bezoeken aan Bethlehem en die op haar beurt bij Margreet overnachtte toen zij in Enschede was.

Haar verhaal is dat ze in de zesde maand van haar zwangerschap het kindje verloor ten gevolge van een Israëlische granaat die in haar auto belandde en daardoor een grote haat ontwikkelde tegen alles wat Israëlisch was. Een flink aantal jaren later was ze in Jeruzalem en stond op een roltrap. Een joods gezin stond met een kinderwagen boven haar op dezelfde roltrap. De wagen stond niet goed en de baby dreigde meters naar beneden te vallen. In eerste instantie stond Sylvana het moment dat dat zou gaan gebeuren gewoon af te wachten, als een soort genoegdoening voor het kind dat zij verloren had. Maar ze voelde alsof ze bij de kraag gegrepen werd en gedwongen werd haar medemenselijkheid te tonen. Ze rende de trap op naar boven en redde het kindje van de wagen. De joodse familie bedankte haar en op dat moment was haar haat verdwenen.

Dit voorval leerde Sylvana dat als iemand jou haat, je hem of haar juist des te meer lief moet hebben. Zorgen dat jouw liefde groter is dan de haat van de vijand. Alleen zo kan liefde alles overwinnen. Dat zijn niet alleen woorden. Ze organiseert allerlei activiteiten waarin vrede stichten centraal staat, zoals een project waarin christenen en moslims elkaar ontmoeten, zodat er meer begrip komt voor elkaars verschillende manieren van geloven en leven.

Het is één van de vele inspirerende verhalen die in de tentoonstelling worden verbeeld en die vanuit Palestina verteld kunnen worden, naast alle verhalen over de dagelijkse ellende. Maar dan moeten we wel de mogelijkheid en de bereidheid hebben er kennis van te nemen. Die mogelijkheid biedt de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem, vanavond met het verhaal van Henk Fonteyn; die bereidheid moet van anderen komen  en kan zij helaas niet organiseren.


Henk Fonteyn begint zijn inleiding met een herinnering aan misschien wel een dergelijk Paulus-moment: het gevoel hebben aan je kraag getrokken te worden. Het was in de Kerstnachtdienst in zijn Protestantse wijkgemeente in Culemborg waar de dienstdoende predikant de befaamde afbeelding van de kerststal met de afscheidingsmuur ervoor in de kerk projecteert. Dan gebeurt er wel wat met je. Hoewel een memorabel ogenblik, was het toch een minder scherp keerpunt, erkent Fonteyn vervolgens. De ommekeer kwam toch geleidelijker.

Net als veel na-oorlogse theologen was Fonteyn opgeleid met een grote sympathie voor het jodendom. Eeuwenlang was binnen het christendom de zogenaamde vervangingstheologie dominant. De Wet was door Jezus vervuld en de kerk vormde het Nieuwe Verbond dat het Oude Verbond tussen God en Israël vervangen had. Het jodendom was eigenlijk achterhaald. In ieder geval was het christendom superieur en het jodendom inferieur. Het werd beleden door mensen die Christus niet als Messias wilden erkennen en in de meest zwarte variant door mensen die Christus zelfs hadden omgebracht.


In de naoorlogse theologie werd daarvan afstand genomen en werden jodendom en christendom als twee gelijkwaardige godsdiensten gezien die op dezelfde, joodse, bron teruggingen. De worteling van het christendom in het jodendom werd geherwaardeerd en de theologie was er meer op gebrand de overeenkomsten tussen beide tradities te benadrukken dan de verschillen. Er was een theologische sympathie voor het jodendom en deze sympathie omvatte ongemerkt ook de staat Israël.

Daar komt bij dat velen een schuldgevoel hadden over wat in het hart van de christelijke wereld tijdens de Tweede Wereldoorlogen met de joden was gebeurd en ook waardering, begrip en zelfs ontzag voor de wijze waarop de joodse gemeenschap na de oorlog haar rug rechtte en een eigen staat stichtte. De staat Israël als een kleine David tegenover de Arabische wereld als een grote Goliath. Een joods volk dat indruk maakt, assertief is, misschien zelfs agressief, maar vastbesloten om zich niet nog eens als makke schapen af te laten slachten. Maar als je goed kijkt, is het de geldingsdrang van een getraumatiseerd volk.

Dat laatste zag Fonteyn toen allemaal nog niet. Hij begon in 1984 als predikant met een flinke dosis sympathie voor het jodendom en voor de staat Israël. Heel ontvankelijk ook voor de uitnodiging die zes jaar later bij hem binnenkwam van DrieTour om mee te gaan met een predikantenreis door het Heilig Land. Voor fl. 400 een week naar Israël en daar dan in een Amerikaans tempo langs alle heilige plaatsen. De doelstelling van de reis was tweeledig. Enerzijds was het tevens een uitnodiging om als predikant later een gemeentereis naar Israël te organiseren, maar ook wees de uitnodiging erop dat een predikant eigenlijk wel een keer in Israël geweest moet zijn en de plaatsen die in de bijbel worden genoemd met eigen ogen gezien moet hebben. Anders weet je toch niet waar je het hebt als je erover preekt.

Fonteyn was al snel overtuigd en ging mee. Ze zaten met 30 nog vrij jonge dominees in het Holy Land Hotel in Oost-Jeruzalem en probeerden op basis van het Hebreeuws dat ze tijdens hun studie hadden geleerd met de obers in het hotel te communiceren. Het zou jaren duren voordat tot Fonteyn doordrong waarom die (Arabisch-talige, Palestijnse!) obers steevast in het Engels en niet in het Ivriet (het moderne Hebreeuws) antwoordden… Hoe naïef kun je zijn, zo blikt hij er met enige schaamte op terug. Ze hadden gewoon geen idee waar ze zaten en wat de situatie anno nu was. Ze waren niet op bezoek in het Israël van nu maar in dat van 2000 jaar of langer geleden. Het ging niet om de politiek maar om de bijbel. En dan ook nog eens vanuit een joods / Israëlisch perspectief.

De reis was hem destijds goed bevallen en hij is een tijdlang reisleider / begeleider geweest van reizen naar het Heilig Land waar hij heel veel mensen heeft rondgeleid, maar altijd in het Heilig Land van 2000 jaar geleden en zonder enige aandacht voor het land anno nu. Toch kwamen er gaandeweg barstjes in zijn opvattingen. Niet door het lezen van boeken of andere materialen, maar door ontmoetingen met mensen. In 2003 of 2004 was hij met een groep in de Oude Stad waar hij door een Duitse theologiestudent werd aangesproken en uitgenodigd om met zijn groep langs te komen in de Evangelisch Lutherse kerk in de Oude Stad. Dat deed hij en tot zijn verbazing was zijn gastheer een Palestijnse dominee. Hij realiseerde zich toen pas dat er ook Palestijnse christenen waren. Altijd gedacht dat alle Arabieren moslim zijn. Tijdens zijn theologiestudie is ook nooit ter sprake gekomen dat er Palestijnse christenen zijn, terwijl het toch een belangrijk deel van de Palestijnse bevolking en de Palestijnse cultuur is. Dat er überhaupt een Palestijnse predikant was, was dus al een eye-opener voor hem, maar toen hij deze theoloog veel kritischer over de staat Israël hoorde praten dan hij gewend was, kreeg hij echt huiswerk mee om eens over na te denken.

In 2006 verbleef hij een week met zijn dochter in Israël en die week hadden ze een vaste taxichauffeur. Dat bleek een Palestijn te zijn die hen de Muur liet zien maar met wie hij ook meemaakte hoe de Israëlische veiligheidstroepen en -maatregelen Palestijnen behandelen. Dat zette hem echt aan het denken over het gedrag van de staat Israël anno nu.


Sinds 1999 was hij krijgsmachtpredikant. Dan word je, volgens hem, meer militair dan predikant. Hij is in die vijftien jaar twee keer mee uitgezonden geweest naar Bosnië en drie keer naar Afghanistan. Aan het nut van de krijgsmacht twijfelt hij niet, maar aan het nut van die missies wel. Vooral omdat het officiële doel is dat we vrede en veiligheid voor de mensen daar zeggen te willen brengen, maar het eerste wat we na aankomst doen bestaat uit het bouwen van grote muren en hekken om ons legerkamp. Daar zit een grote tegenstrijdigheid in en hij is bij de missies een flink aantal illusies kwijtgeraakt.

In maart 2014 moest hij met pensioen bij Defensie terwijl het regelmatig voor enkel maanden in het buitenland zitten nog wel in zijn systeem zat. Een gemeentelid in Culemborg die bij KerkinActie werkt wees hem toen op de mogelijkheid om voor de Ecumenical Accompaniment Project in Palestine and Israël (EAPPI) uitgezonden te worden.

EAPPI is in 2002 door de Wereldraad van Kerken in het leven geroepen op verzoek van de gezamenlijke Palestijnse kerken. Zij motiveerden hun verzoek onder andere met de constatering dat zij niet gezien worden. Voortdurend bezoeken duizenden christenen uit de hele wereld het Heilig Land (de cabaretier Fons Jansen noemde dat ook “Heilige Landloperij”) waarbij Israël een soort Openlucht Museum is waarin je je eigen toneelstukje kunt opvoert, zonder enig contact met de Palestijnse kerk. Precies zoals Fonteyn dat jarenlang ook zelf gedaan heeft met de reisgezelschappen die hij begeleidde. Pas na 12 jaar ontmoette hij per ongeluk een Palestijns predikant. En naar de moeilijke plekken (Hebron bijvoorbeeld) ging je niet.


Om als vrijwilliger door EAPPI uitgezonden te worden moet je solliciteren, allerlei tests doorstaan en ook nog zelf € 2.000 meenemen om 3 maanden als vrijwilliger aan de slag te kunnen.

De naam Ecumenical Accompaniment Program in Palestine and Israël is niet helemaal zonder betekenis: “ecumenical” betekent ook in dit verband “wereldwijd”; het zijn niet alleen christenen die uitgezonden worden; “accompaniment” gaat terug naar het Latijn en betekent dan “samen brood delen” (com = samen, panis = brood) en verwijst naar de Emmausgangers die plotseling een metgezel hadden; “Palestine and Israël” maakt duidelijk dat men zich met beide kanten verbonden weet. Het feit dat hij zelf veel meer oog voor de situatie van de Palestijnen heeft gekregen en kritischer op de staat Israël is geworden, heeft zijn verbondenheid met het jodendom en de staat Israël niet laten verdwijnen. Fonteyn vergelijkt zijn positie wel eens met dat van een kind van gescheiden ouders. Met beiden heb je een sterk gevoel van loyaliteit en de ene keer wint de verbondenheid met de een en de andere keer die met de ander.

Zo staan veel joodse Israëliërs, en met name de Israëliërs die in de vredesbeweging actief zijn, in cultureel en politiek opzicht veel dichterbij jou als betrokken Westerling, dan Palestijnen waarmee je samenwerkt maar die vaak nog een heel conservatief wereldbeeld hebben. Veel EAPPI-vrijwilligers gingen op hun vrije dagen ook even adem halen in Tel Aviv. Dus hoezeer je ook in politiek opzicht aan de Palestijnse kant staat en vanuit medemenselijkheid juist hun lot je het meest beroert, het valt soms niet mee om ook op andere gebieden met hen op dezelfde golflengte te komen.

Zoals gezegd, zwaaide Fonteyn in maart 2014 af bij Defensie en van april t/m juni 2014 zat hij voor EAPPI in Palestina. Elke kwartaal zendt EAPPI 35 vrijwilligers uit naar zeven lokaties op de Westelijke Jordaanoever / Oost-Jeruzalem: Hebron, Jatta, Bethlehem, Oost-Jeruzalem, Janun, Jericho (inclusief het Jordaandal) en Jayyous. Fonteyn was in het laatstgenoemde dorp gestationeerd. Het ligt in het uiterste Westen van de Westelijke Jordaanoever, slechts 15 kilometer van de Middellandse Zee. Vanaf het hoogste punt in het dorp kun je de zee zelfs zien. Maar de Palestijnse bewoners van het dorp kunnen er niet komen.


Fonteyn zat er met een team dat naast hem uit vijf vrouwen bestond. Die scheve man-vrouw-verhouding is exemplarisch voor EAPPI. Ook exemplarisch is de herkomst van de teamleden (op de foto van links naar rechts: uit Zwitserland, Engeland, Finland, Zweden en Colombia) en de leeftijdsopbouw (veelal òf midden twintig, òf begin zestig – oftewel: net-afgestudeerd of net-gepensioneerd). De meeste teamleden zijn hun hele (korte of langere) leven overtuigd en actief pacifist geweest. Daar zat Fonteyn als voormalig legerpredikant toch als een vreemde eend bij in de bijt. Het bevreemde zijn collega’s vaak dat hij bij hen zat; zelf verbaasde Fonteyn zich er soms over hoe weinig zijn collega’s snapten van het functioneren van (Israëlische) militairen. Een beetje kennis daarover kan het werk ten goede komen.


Als teamlid heb je een jasje aan met het EAPPI-logo. Dat is je identiteit als waarnemer / vredesactivist. Je komt namelijk in conflictueuze situaties terecht en dan is het belangrijk herkenbaar te zijn. Belangrijkste “Rule of Engagement” (om het in militaire termen uit te drukken): je blijft waarnemer; je bemoeit je er niet mee. Maar Fornteyn geeft toe dat je handen soms jeuken. Dan zeggen juist de Palestijnen veelal: “joh, ga maar weg, want je maakt het alleen maar slechter voor ons.”

Het team neemt waar en noteert haar bevindingen in dag- en  weekrapporten die via de coördinatoren naar de VN en andere instanties gaan. Wat die daar dan mee doet, onttrekt zich aan de waarneming van een teamlid. Je bent de ogen en de oren van de buitenwereld op bepaalde hotspots waar dingen kunnen gebeuren. Het wapen is het fototoestel.


Eén van de hotspots waar het team van Jayyous vaak naartoe ging was een hek in de Afscheidingsmuur voor Palestijnse boeren die nog landerijen aan de andere kant van die muur hadden. Drie keer per dag gaat het hek een korte periode open om hen door te laten. Het is volstrekte intimidatie; psychologische oorlogsvoering. Elke dag krijg je als Palestijnse boer te horen dat je de onderliggende partij bent en dat je aan de willekeur van de Israëli’s bent over geleverd.

Als voormalig legerpredikant nam Fonteyn ook waar dat het militair onwaardig werk is. Dat vinden veel Israëlische militairen ook. Ze hebben er de pest aan en dat reageren ze vaak af op de Palestijnse mensen die ze door moeten laten.



De situatie bij het hek is echter heel vriendelijk in vergelijking met de checkpoints voor de vele duizenden Palestijnen die voor hun werk naar de Israëlische kant moeten.Het is altijd dringen, want de Israëlische baas blijft niet wachten. De taferelen die daardoor ontstaan hebben iets ontmenselijkings. En hoewel door hun handelwijze veroorzaakt bevestigen deze taferelen ook nog weer eens het beeld dat veel Israëlische militairen van Palestijnen hebben. Dat van primitieve, ruziezoekende en gewelddadige mensen.


Het absurde van die hele muur en de hekken en checkpoints is dat het geheel wordt verkocht als een veiligheidsmaatregel om de Palestijnen buiten Israël te houden, terwijl er talloze gaten in de afscheidingsmuur zitten waar Palestijnen doorheen kruipen. Iedereen weet waar ze zitten, maar niemand doet er iets aan.


Het dorp Jayyous werd vaak ’s nachts om een uur of drie binnengevallen door het Israëlisch leger. Bij een van die aanvallen werd door het team bovenstaande foto gemaakt. Dat werd gewoon toegestaan. Het bleek achteraf om een 14-jarige jongen te gaan die niets gedaan had en de volgende dag ook weer op vrije voeten was, maar waarbij het zelfs als hij wel iets gedaan zou hebben de vraag rijst of een dergelijke kneveling nu echt noodzakelijk is. Fonteyn heeft wat dingen nagezocht, onder andere via de organisatie van Breaking the Silence van Israëlische ex-dienstplichtigen, en is erachter gekomen dat er geen enkele concrete aanleiding is voor deze nachtelijke overvallen maar dat het een militaire training is. Het mes snijdt daarbij van drie kanten: (1) de Israëlische militairen worden getraind, (2) de bevolking van het dorp geïntimideerd en (3) één op de tien onschuldige Palestijnse ventjes wordt op deze manier gerekruteerd als informant voor het Israëlisch leger. Met beloftes over voortijdige vrijlating van familieleden of zelfs het aanbod van een studiebeurs laten sommige Palestijnse jongens zich overhalen om informant te worden. Soms zijn ze zelfs provocateur van gewelddadigheden. De afrekening binnen de Palestijnse gemeenschap met tegen-de-lamp-gelopen informanten is overigens niet zachtzinnig en wordt door de meesten met een gruwelijke dood bekocht.

Fonteyn beëindigt zijn inleiding met zijn constatering dat de populaire vergelijking van Israël en de Arabische wereld met David en Goliath in de praktijk net andersom is. Israël heeft het Westen achter zich; de Palestijnen hebben in de praktijk geen enkele steun te verwachten van de Arabische landen.

Gevraagd naar het verschil dat je in je eigen beleving met je aanwezigheid als waarnemer maakt, antwoordt Fonteyn dat die aanwezigheid door de Palestijnen zeer gewaardeerd wordt. Ze hebben het idee gezien en gehoord te worden. Maar hij geeft tegelijkertijd toe dat drie maanden alleen maar waarnemen en niets mogen doen ook wel iets onbevredigends heeft. Daarom is hij dit voorjaar naar de Tent of Nations van Daoud Nassar geweest om nieuwe fruitbomen te helpen planten in een door het Israëlisch leger vernieldeboomgaard.


Gevraagd naar ontmoetingen tussen Israëli’s en Palestijnen antwoordt hij dat dat door de bouw van de afscheidingsmuur een stuk lastiger is geworden. Als Palestijnen geen werk in Israël hebben, komen ze het land vrijwel niet in en de meeste Israëli’s mijden de Palestijnse gebieden. Men komt elkaar dus eigenlijk niet meer tegen. Het leidt er in Israël ook toe dat heel veel Israëli’s heel erg onverschillig tegenover de bezetting staan. Ze zijn niet voor, ze zijn niet tegen; het kan ze gewoon niets schelen.

Gevraagd naar het verschil tussen EAPPI en United Civilians for Peace of Christian Peacemaker Teams merkt Fonteyn op dat ze grotendeels hetzelfde type werk doen (waarnemen en rapporteren), maar dat het mandaat van deze twee andere organisaties soms net iets breder is dan dat van EAPPI. Dat ze soms ook mogen participeren.

De volgende vraag betreft het onderscheid dat de Israëlische regering wil aanbrengen tussen christelijke en islamitische Palestijnen. Volgens Fonteyn is het pure verdeel-en-heers-politiek door de Israëlische regering, maar het sluit wel aan bij een groeiende groep evangelische christenen onder de Palestijnen, met name die in Israël wonen, die, net als veel evangelische christenen elders, geloven dat de staat Israël een rol heeft in de Eindtijd en bereid zijn om in het Israëlisch leger te dienen. Het onderscheiden en schiften van Palestijnse moslims en christenen wordt van buitenaf geïnitieerd. Deels vanuit evangelische bewegingen, deels natuurlijk door de groei van moslim-extremisme in het Midden-Oosten. Deze ontwikkelingen van buiten Palestina kunnen de goede verhoudingen tussen Palestijnse christenen en moslims onder druk zetten en dat zou een ramp zijn.

Dat roept de vraag op of er nog hoop is. Fonteyn vindt dat je als christen of gelovige altijd hoop moet houden, maar hij ziet het ook. Juist in verhalen waarvan Margreet Stroo er aan het begin van de avond één voorlas en die tentoongesteld hangen. Van die verhalen is hij zelf erg onder de indruk van het verhaal van Daoud Nassar en de Tent of Nations, met het adagium “We weigeren om vijanden te zijn.” Dat is nog eens de kern van het Evangelie samengevat. Veel mooie woorden uit het Evangelie zijn inmiddels alleen maar mooie woorden, maar zo’n uitspraak “weigeren om vijanden te zijn” appelleert weer. En vooral omdat je bij die Tent of Nations en bij Daoud Nassar als persoon ervaart dat het niet bij die woorden blijft maar dat er ook echt naar gehandeld en geleefd wordt. Zolang dat gebeurt, is er hoop.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten